Flip ten Cate zwaait af; bevlogen voorvechter van ruimtelijke kwaliteit

Flip ten Cate zwaait af; bevlogen voorvechter van ruimtelijke kwaliteit

Terug naar overzicht

Waar organisaties als Libau zich op lokaal niveau inspannen voor een goed ingerichte dagelijkse leefomgeving, doet de Federatie Ruimtelijke Kwaliteit dat voor de natie als geheel. Directeur Flip ten Cate gaat dit jaar met pensioen, een passend moment om hem te vragen naar zijn visie op ruimtelijke kwaliteit. Hij blikt terug en vooruit.

Terug naar overzicht

Waar Libau over vier jaar het 100-jarig bestaan viert, heeft de Federatie Ruimtelijke Kwaliteit (FRK) inmiddels de gezegende leeftijd van 92 bereikt. Ze vertegenwoordigt een kleine tachtig procent van alle welstands- en monumentencommissies in Nederland, die inmiddels met succes de transitie doormaken naar integraal werkende commissies Ruimtelijke Kwaliteit. Flip ten Cate voelt zich echt de ambassadeur en voorvechter van deze achterban: “Ons ledenbestand omvat zeven regionale commissies, waaronder Libau, en 49 lokale commissies en daarmee vertegenwoordigen wij landelijk de advisering aan gemeenten. Opdat deze hun wettelijke opdracht, het zorgen voor een goede leefomgeving, goed uit kunnen voeren. Wij voelen dus een sterke band met zowel de gemeenten, als de regionale kwaliteitsorganisaties.”

Op de agenda

In grove lijnen verloopt het werk van de Federatie via twee wegen, zo schetst Ten Cate. “We spelen mee in het nationale spel inzake de regelgeving rondom een goede omgevingskwaliteit. Denk bijvoorbeeld aan de Omgevingswet maar ook aan thema’s als flexwoningen en welstandsvrij bouwen. Formeel hebben we een adviserende taak richting het Rijk over de bouwregelgeving. Dat vergt een stevige lobby, zodat een en ander op lokaal niveau goed kan worden ingevuld. De tweede weg behelst het belang van ruimtelijke kwaliteit voortdurend op de agenda te zetten. Dat doen we bij alle partijen die daarin een rol spelen, van ontwerpers tot opdrachtgevers en bouwers. De Federatie neemt ook deel in tal van samenwerkingsverbanden en hamert daarin met kracht op een zorgvuldige inrichting van de ruimte om ons heen”.

In het honderd

De middelen die de Federatie daarvoor inzet, zijn heel divers. Zo worden bijvoorbeeld met regelmaat handreikingen over actuele kwesties uitgebracht: “We hebben samen met VNG en RCE een modelverordening gemaakt over hoe gemeenten de nieuwe adviescommissies Ruimtelijke Kwaliteit kunnen instellen. Veel gemeenteraden hebben daar gebruik van gemaakt en dat is een goede zaak, aangezien met de start van de Omgevingswet de ‘oude’ commissies vervallen. Ik durf te stellen dat zonder ons die modelverordening er niet was gekomen en de boel redelijk in het honderd was gelopen.” Onder de verordening ligt een handreiking die organisaties als Libau goed van pas kan komen: “Daarmee kunnen de medewerkers binnen de gemeenten het gesprek over de borging van ruimtelijke kwaliteit verder voeren.”

Locatiespecifiek ontwerp

Ook in het debat over andere actuele thema’s roert de FRK zich, zoals over de bouw van industrieel vervaardigde woningen. “Woningcorporatiekoepel Aedes benaderde ons met de vraag of wij niet op nationaal niveau een soort goedkeuring konden afgeven.” Zo van: “als het ontwerp er zo ongeveer uitziet, dan voldoet het in heel Nederland. Om daarmee sneller te kunnen bouwen, was de gedachte.” Ten Cate paste ervoor: “Zo werkt het niet. Je hebt altijd lokale kenmerken die een rol spelen in een ontwerp. Bovendien: veel woningen bouwen is niet hetzelfde als een dorp of stad bouwen. Dat is afhankelijk van veel meer factoren.”

De FRK gaf de vraagstelling daarom een flinke draai: “Hoe kunnen we fabrieksproductie combineren met een goede ruimtelijke kwaliteit, die juist ook locatiespecifiek is? Daar denken we nu verder over door, met onder meer ook het College van Rijksadviseurs en de Rijksbouwmeester.”

“Veel woningen bouwen is niet hetzelfde als een dorp of stad bouwen.”

Foto: Flip ten Cate

Flip ten Cate interview

Ook over de genoemde flexwoningen, die er in principe voor een korte tijd staan, heeft de FRK-directeur de nodige gedachten. “Ten principale denk ik: waarom zou je hiertoe overgaan? Minister De Jonge wil veel en snel bouwen, maar probeert eigenlijk een geitenpaadje te creëren om zijn eigen regel rondom ruimtelijke kwaliteit te ontwijken. En waarom? Wegen die paar weken of maanden tijdswinst in het proces echt op tegen vijftien jaar aan mindere kwaliteit? Er groeien straks kinderen op in straten waarin een loopje is genomen met zorgvuldigheid als het gaat om leefbaarheid, kwaliteit en schoonheid. Ik vind dat onbestaanbaar.”

Met hart en ziel

Kijkend dan naar de toekomst en de rol van ‘welstand’: welke ontwikkeling ziet Ten Cate voor zich? “De traditionele rol – toetsing van bouwplannen op basis van criteria – wordt minder. Het zal veel meer gaan over het uitlokken van het best mogelijke plan. Dat betekent bevragen, stimuleren en de betrokken partijen verleiden het nóg beter te doen. Dat vraagt een andere houding van ons. Maar vooral oog voor de vraag: heeft een opdrachtgever met hart en ziel gewerkt aan een plan? En levert dat meerwaarde op: voor het object zelf, maar zeker ook voor de omgeving?

Dan gaat het om vakmanschap maar zeker ook om engagement. Niet voor niets stelt de Belgische architect Bob van Reeth aan zijn opdrachtgevers eerst de vraag: wat is uw culturele opdracht aan mij? Pas daarna gaat het over het programma en allerlei andere praktische zaken.” Ten Cate citeert in deze ook graag de onlangs overleden Adri Duivesteijn: “Hij zei dat ruimtelijke kwaliteit het streven is naar steeds beter. Oftewel: steeds weer een stap vooruit zetten. Daarmee is ruimtelijke kwaliteit ook heel erg een proces en veel minder een precies grijpbaar begrip.”

“Het bewaken van de ruimtelijke kwaliteit is een culturele daad.”

Ontwijkend gedrag

De eerste stappen worden al gezet op dit pad, is de overtuiging van Ten Cate: “Het bewaken van de ruimtelijke kwaliteit is een culturele daad. Daarvoor kunnen we leentjebuur spelen bij ontwerpers en kunstenaars, om te leren van hun verbeeldingskracht. Methodes zoals het ontwerpend onderzoek zijn nadrukkelijk bedoeld als oefening in het out-of-the-box denken en crossovers maken tussen uiteenlopende opgaven en disciplines. Alle betrokkenen moeten mee in dit proces en zich dit eigen maken. Ik vind het regelrechte schande wanneer aannemers bijvoorbeeld zeggen dat ze ‘ook nog eens ruimtelijke kwaliteit moeten maken en dat gemeenten daar wel een deskundige voor hebben’.

Dat soort ontwijkend gedrag, daar kan ik heel slecht tegen.” De ontwikkeling die de welstands- en monumentencommissies doormaken beoordeelt hij daarentegen als zeer positief: “We gaan steeds integraler te werk en als het lukt die lijn door te zetten, zijn de commissies goud waard voor gemeenten. Zij kunnen bestuurders en ambtenaren echt helpen bij de vaak complexe opgaven waar zij voor staan.”

Foto: Flip ten Cate

Flip ten Cate interview

Andere interviews

Peter Kuenzli interview
Peter Kuenzli en de toekomst van de volkshuisvesting

Met het boek ‘Operatie Wooncoöperatie’, dat Peter Kuenzli met Arie Lengkeek publiceerde in 2022, gooide hij een flinke steen in de...

Lees verder
Driegesprek Loppersum
Samen aardgasvrij versterken, de praktijk in Loppersum

Interview met twee bewoners en de aannemer: Een karakteristieke woning op het Groningse land, het thuis van Lieveke Schram en Cock...

Lees verder
Gesprek Jorien Bakker Natuurmonumenten
Een gesprek met Jorien Bakker, Natuurmonumenten

Water en bodem sturend, het nieuwe planningsparadigma. Het is een prachtige mondvol op haar visitekaartje: Provinciaal Ambassadeur...

Lees verder